Boek 8 van het Burgelijk Wetboek heeft voor de vervoerders enige verrassingen in petto. Als iemand volgens deze wettekst een ‘vervoerder’ is, mag een verzekeraar hem aanspreken voor de door hem veroorzaakte schade. En als hij dan geen vervoerderaansprakelijkheidsverzekering kan tonen, moet hij de schadeclaim uit eigen zak betalen.

Hoe kapot

Derksen haalde het voorbeeld aan van een transporteur die een ‘heel dure’ foto-ontwikkelmachine verhuisde. “U heeft ten behoeve van de klanten een doorlopende goederenverzekering. De machine valt van de trap en in uw verkoopenthousiasme meet u de klant uitvoerig uit hoe hard, hoog en hoe kapot de machine wel viel.”
De verzekeringsmaatschappij keerde in dit geval keurig op tijd uit aan de klant en stelde vervolgens de vervoerder aansprakelijk voor de schade. Daar had de vervoerder, verblind door de ‘mooie doorlopende goederenpolis’, net even niet aan gedacht.
Op grond van zijn ervaring als makelaar in verzekeringen toonde Derksen de adders onder het gras van de goederentransportverzekering: de spreekwoordelijke kleine lettertjes. Een vervoerder vergeet nog wel eens dat hij alleen is verzekerd voor schaden die het gevolg zijn van ‘van buiten komende onheilen’. Voor het ‘eigen gebrek’ draait hij zelf op.
De grenzen tussen de beide criteria zijn tamelijk vaag. Een voorbeeld: het zweten van grondnoten brengt een behoorlijke schade teweeg, maar is niet verzekerd. Als de rederij of de agent een verkeerd type container heeft gebruikt, waardoor de grondnoten onvoldoende lucht kregen, is dat wel aan te merken als ‘van buiten komend onheil’.

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement