Het havencomplex Brugge/Zeebrugge werd in 1907 officieel ingewijd door koning Leopold II. Wat dit jaar herdacht wordt is het feit dat de Belgische staat een eeuw geleden de beslissing nam om een nieuwe haven te bouwen in Brugge, die via een kanaal met de Noordzee zou verbonden worden. Dat kanaal mondde in zee uit nabij het dorp Heist, op de plek die nu Zeebrugge heet.

In november 1895 werd ook de Maatschappij der Brugse Zeevaartinrichtingen (MBZ) opgericht, die de haven zou besturen. Deze havenbeheersvorm is uniek in Belgie. De twee andere grote zeehavens zijn immers gemeentelijke havens, waar het havenbedrijf wordt voorgezeten door een van de leden van het college van Burgemeester en Schepenen. De meerderheid van de aandelen van de MBZ is nu in handen van het Vlaams Gewest. Met de federalisering van Belgie kreeg Vlaanderen die aandelen doorgespeeld van de Belgische staat. Ook de stad Brugge controleert een aandeel in het bestuur van haar zeehaven.

Het aandeelhouderschap van de overheid is steeds een splijtzwam gebleven in de verhoudingen tussen de concurrerende Vlaamse havens. Antwerpen en Gent vonden dat de regeringen Zeebrugge vaak bevoordeelden door er massaal te investeren in de uitbouw van voor- en achterhaven (meer dan 100 miljard frank in de periode 1976-1983). Zeebrugge heeft dat altijd ontkend.

Drie zones

De haven van Brugge is onder te verdelen in drie havenzones. De binnenhaven van Brugge is nu nog goed voor 5 procent van de totale trafiek (cijfers 1994). In de achterhaven wordt 27 procent van de volumes behandeld. Het gros van het verkeer situeert zich dus in de voorhaven (68 procent). In 1994 werden de schepen van Cast nog in de achterhaven ontvangen. Door de verhuis naar de Flanders Container Terminals (FCT) in de voorhaven, in het voorjaar van dit jaar, zal het aandeel van de voorhaven in de totale haventrafiek verder toenemen. Dat zal des te meer het geval zijn wanneer daar meer terminals geopend worden, zoals die van Sea-Ro Terminal aan het Wielingendok en Hessenatie aan het Koning Albert II-dok.

Het grootste deel van de nieuwe westelijke buitenhaven zal gebruikt worden voor het containerverkeer. In het nieuwe Wielingendok (aan de zeekant) zullen ook (snelle) ro/ro-schepen ontvangen worden. De oostelijke buitenhaven herbergt de aardgasterminal van Distrigas. Behalve de marinebasis omvat de voorhaven voor de rest hoofdzakelijk ferry- en andere ro/ro-terminals alsook de twee installaties van Ferry- Boats.

Op de oude Leopolddam staan ook nog tanks voor de opslag van melasse. Het is de bedoeling dat die op termijn verhuizen naar de achterhaven, ergens in de buurt van het Noordelijk Insteekdok. Die zone wordt door het havenbestuur ‘European Food Center’ genoemd. De MBZ wil er alle trafieken van agrarische produkten (vooral fruit) concentreren. Behalve fruitterminals, staat daar ook het vrieshuis Flanders Cold Center.

De achterhaven bevat ook een diep Zuidelijk Insteekdok. Aan de westelijke kant (Bastenakenkaai) bevindt zich de bulkterminal van ZBM. Aan de overzijde (Canadakaai) ligt de Hermesterminal van Sea-Ro, de vroegere containerterminal van de rederij Cast. In dit havengedeelte zal een distributiepark ontwikkeld worden. De toegang tot de achterhaven wordt verzekerd door de P. Vandammesluis, 500 meter lang en 18,5 meter diep.

Shortsea

Op basis van herkomst en bestemming van de goederen kun je vaststellen dat Zeebrugge in de eerste plaats een haven voor shortsea-verkeer is: 60,2 procent van de trafieken komt van of gaat naar andere Europese havens. Op de tweede plaats komt het handelsverkeer met Afrika (14,6 procent). Daarna volgt Amerika (13,6 procent).

De kusthaven is in de eerste plaats een stukgoedhaven: van de 32,9 miljoen ton die er vorig jaar behandeld werd, was 68 procent stukgoed. De vloeibare bulksector is goed voor 4,9 miljoen ton. Het grootste deel daarvan is aardgas (3 miljoen ton), dat sinds juni 1987 per schip uit de Algerijnse haven Arzew wordt aangevoerd. De ‘Methania’ van de Belgische rederij CMB verzekert deze transporten samen met het Algerijnse LNG-schip ‘Mourad Didouche’.

De aardgastrafiek was de eerste om in de nieuwe grote voorhaven behandeld te worden. De drie opslagtanks voor het vloeibaar gemaakte gas (dat op een temperatuur van – 162 graden Celsius vervoerd wordt) liggen op 1500 meter van de bewoonde zone. Telkens er een methaanschip binnenkomt, moet het overige havenverkeer stilgelegd worden. Dit hindert soms het drukke ferryverkeer.

Toch mag de MBZ blij zijn met deze trafiek (bijna 10 procent van het haventotaal): de LNG- transporten waren immers het argument bij uitstek om de uitbouw van de voorhaven te bekomen. De Zeebrugse haven ontvangt niet alleen Algerijns aardgas. Er arriveert ook gas van de Noorse Troll-velden per pijpleiding. Die pijp mondt uit aan Distrigas’ station in de achterhaven.

Droge bulk

De droge-bulktrafiek van 5,6 miljoen ton is min of meer evenredig verdeeld over drie commodities; de grootste daarvan is de groep kolen en cokes (1,94 miljoen ton in 1994). Daarna volgen de bouwmaterialen (1,76 miljoen ton) en de ertsen (1,62 miljoen).

De droge bulk heeft de laatste jaren forse klappen gekregen; in 1991 werd nog 9,82 miljoen ton behandeld. Het resultaat van 1994 betekende opnieuw een daling van 19 procent tegenover het jaar ervoor. Die afname was toe te schrijven aan een sterke terugloop van de kolentrafiek (min 1,7 miljoen ton of 47 procent), als gevolg van het wegvallen van de overslagactiviteiten voor cokes voor Engelse electriciteitscentrales.

De groei bij de ertsen (22 procent) kon het tij niet keren. In de eerste vier maanden van dit jaar is de aanvoer van ertsen dan weer met 36 procent verminderd. Op basis van een aantal recent gesloten bevrachtingscontracten mag afgeleid worden dat het tweede semester weer beter zal zijn. Zeebrugge investeerde nog net in de verlenging van de voor droge bulktrafieken bestemde Bastenakenkaai. Het Vlaamse Gewest liet daar vorig jaar voor 99 miljoen frank baggerwerken uitvoeren.

Stukgoed is, zoals reeds gezegd, goed voor meer dan twee derden van de totale haventrafiek. De grootste brok hiervan is ro/ro-verkeer: met 13,6 miljoen ton is deze trafiek goed voor 41 procent van het totale havenverkeer. De drie belangrijkste ferrymaatschappijen zijn Cobelfret (diensten naar Purfleet, Dagenham en Immingham), het Britse P en O European Ferries (Dover en Felixstowe) en de Brits-Nederlandse combinatie North Sea Ferries (Hull en Middlesborough).

Ook de Maersk-dochter Norfolk Ferries is vanuit Zeebrugge actief. Haar eigen dienst tussen Scheveningen en Felixstowe is goed voor 65 procent van haar totale activiteiten. De 20 procent die Norfolk in Zeebrugge genereert, wordt verscheept met Cobelfret en P en O European Ferries. Maersk was tot 1992 zelf actief uit Zeebrugge naar Dartford via haar filiaal Kent Line.

De Brugse haven noteert de laatste jaren ook een gevoelige stijging van de transporten van nieuwe wagens. In 1994 waren dat er 482.660, waarvan 325.859 export. Dit cijfer zal verder de hoogte ingaan. Cobelfret heeft sinds maart een contract met Mercedes voor de uitvoer van auto’s naar Engeland via Purfleet. De Belgishe ferrymaatschappij verscheept ook BMW’s naar Immingham. Een andere nieuwe trafiek is de aanvoer van Ford Galaxy’s (geassembleerd in het Portugese Palmela) met Suardiaz Lines. United European Car Carriers voert sinds kort Lada’s aan uit Tallinn; dat zullen er jaarlijks zo’n 20.000 stuks zijn. Sea-Ro Terminal wist dit jaar ook al drie deepsea-car carriers te strikken: Nosac, Wilhelmsen Lines en de gezamenlijke dienst op Zuid-Amerika van TMM en CSAV.

Zeebrugge werpt zich op als centrale Europese shortsea-haven voor de toekomst en bereid zich daarom al voor op de versnelling van de diensten. Het havenbestuur en Sea-Ro Terminal vormden samen met de Port of Gotenborg (zelf ook stouwer) de nv Gothenbrugge, die de komst van een snelle ro/ro-verbinding tussen beide havens (ten behoeve van de grote Zweedse verladers) moet voorbereiden.

Containers

Binnen de categorie stukgoed neemt het containerverkeer (7,4 miljoen ton) de tweede plaats in. Vorig jaar werden 456.560 containers geteld (609.307 teu). De containercapaciteit in de voorhaven wordt verder fors opgevoerd: de net geopende FCT kan jaarlijks 1,2 miljoen teu aan (tweemaal het volume dat Zeebrugge nu reeds doet!) en ook Ferry-Boats gaat de capaciteit van haar OCZ-terminal verhogen. Hessenatie tenslotte gaat een nieuwe terminal bouwen tegenover FCT aan het Koning Albert II-dok.

Hessenatie en FCT’s moedermaatschappij, de groep Katoen Natie/Seaport Terminals, zijn van origine Antwerpse bedrijven. Zij vestigen zich in de kusthaven omdat de uitbreidingsmogelijkheden in de thuishaven beperkt zijn en omdat de containerschepen steeds groter worden, wat problemen geeft voor het opvaren van de Schelde. AGHA, de spreekbuis van de Antwerpse particuliere havengemeenschap, is voorstander van een strategische alliantie met Zeebrugge.

De recente samenwerkingsbereidheid van de twee havens is op verschillende niveau’s te merken: zo waren er al de eerste informele ontmoetingen (’ter kennismaking’) tussen de promotie-organen van de prive- sectoren van beide havens, Assiport voor Antwerpen en APZI voor Zeebrugge.

De rubriek ‘overig stukgoed’ (1,4 miljoen ton) omvat voor twee derde fruit. Dat wordt hoofdzakelijk behandeld door de Belgian New Fruit Wharf en Andrew’s Fruit Terminal. Beiden worden opgenomen in een nieuwe holding, European Fruit Terminals, met de Gentse groep Sea-Invest als meerderheidsaandeelhouder. De belangrijkste fruitsoort is de banaan (700.000 ton). Zeebrugge gaat er ook prat op dat het de enige grote loshaven is voor kiwi’s uit Nieuw Zeeland (circa 100.000 ton per jaar). De Belgische kusthaven is de derde Europese fruithaven.

Een kwart van de conventionele stukgoedlading betreft andere agrarische produkten zoals aardappelen, bloem, suiker en fruitsappen. Een belangrijk deel ervan wordt bij de conventionele goederenbehandelaar CTO in de achterhaven geladen of gelost.

Invoer

Zeebrugge is eerder een invoerhaven: er kwamen vorig jaar 20,1 miljoen ton goederen binnen en er ging 12,8 miljoen ton buiten. Het stukgoedverkeer is vrij evenwichtig; daar is de uitvoer zelfs iets groter dan de invoer. De bulktrafieken zijn echter hoofdzakelijk invoer.

Het gros van de lading wordt aan- of afgevoerd over de weg. Het gaat om 60 procent van het havenverkeer. Dat hoge aandeel is natuurlijk te verklaren door de belangrijke ferrytrafieken. Ook het spoor neemt een groot gedeelte van het hinterlandverkeer voor haar rekening. De NMBS zegt zelf ongeveer 6,5 miljoen ton uit of naar het Brugse havengebied te vervoeren. Dat is 10 procent van de totale goederentrafiek van de spoorwegmaatschappij.

Bijna de helft daarvan zijn stortgoederen: 1,8 miljoen ertsen en 1,2 miljoen kolen. Wat het stukgoed betreft vervoert de NMBS 1,8 miljoen ton gecontaineriseerde lading (Interferry) en noteert ze 1 miljoen ton gecombineerd vervoer (TRW). Kleinere trafieken zijn personenwagens (218.867 ton) met onder andere de vaste treinen tussen de fabriek van Ford in Genk en de kusthaven, en bloem (100.000 ton).

De binnenvaart blijft duidelijk achter: vorig jaar kwamen er 1380 lichters gezamenlijk bijna 600.000 ton laden. Dat is nog geen twee procent van het totale havenverkeer. Pijpleidingen nemen negen procent van het hinterlandverkeer voor hun rekening. De nog niet genoemde overige tien procent betreft overslag op kustvaarder of zeeschip naar andere havens.

STEFAN VERBERCKMOES

Vorig jaar werd 68 procent van de Zeebrugse trafiek in de voorhaven behandeld. Dat aandeel zal verder stijgen als meer terminals in de westelijke voorhaven geopend worden. (Foto: Guido Coolens)

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement