In China is niet alleen de centrale leidinggevende gedachte weggevallen – ook in China is het communisme dood en begraven – het land is ook bezig het wiel uit te vinden. Guo Yufang, consultant van Deloitte en Touch in Rotterdam, merkte tijdens een Fenedex-bijeenkomst op dat China nooit een markteconomie in westerse zin heeft gehad, met alle parafernalia die daar bijhoren, zoals een goed functionerend rechtssysteem en heldere wetgeving. China is bezig te transformeren van een Land of Lords in een Land of Laws, van Rule of Lords, naar Rule of Laws, aldus Guo. ,,Dat betekent dat China niet bezig is een markteconomie op te bouwen vanuit het niets, maar vanuit een zwart gat.”

Rangorde

Voor westerlingen in China moeilijk te doorgronden, al denken veel Chinezen dat dat niet zo is. Tijdens een staatsbezoek van minister-president Zhou Enlai aan de Verenigde Staten noemde de Amerikaanse president in zijn tafelrede China een mysterieus land. Zhou viel de president in de rede met de opmerking: ,,Er is niets mysterieus aan China”. De moeilijkheid wordt onder meer gevormd door het verschil tussen China en het Westen in de formele betrekkingen. In China tellen menselijke relaties. Macht of invloed heeft iemand niet krachtens een functie of ambt maar krachtens persoonlijke invloed, die voortvloeit uit een weefsel van wederzijdse verplichtingen. De aard van dergelijke verplichtingen wordt vooral bepaald door de plaats die de betrokkenen in de moeilijk te doorgronden rangorde innemen. Iemand kan formeel een bepaalde positie bekleden, dat betekent niet altijd dat die persoon ook de daarbij behorende bevoegdheden heeft. Westerlingen moeten aanvoelen, met hun vingertoppen, wat iemands plaats in de rangorde is.

Relaties zijn nergens zichtbaar, maar overal aanwezig. Dat weefsel van relaties – beslist niet te verwarren met westerse persoonlijke netwerken – staat nergens op papier. Verplichtingen bestaan op grond van een adat, het geheel van normen en waarden dat slechts op straffe van uitstoting overtreden kan worden. Voor mensen die niet in dat stelsel van normen en waarden zijn opgegroeid, is het ‘systeem’ van afhankelijkheid en hierarchie niet of nauwelijks te doorzien. Men weet dat het bestaat maar kan er nauwelijks iets mee.

Notulen

Tijdens de eerder genoemde Fenedex-bijeenkomst werd ook opgemerkt dat de problemen in China pas beginnen als de contracten zijn gesloten. Een contract is voor een Chinees meer een notulering van wat is besproken dan het vastleggen van wat is overeengekomen. De Chinezen gaan derhalve rustig met onderhandelingen verder. Wetten in westerse zin bestaan er in China in feite niet. Er zijn veelal onuitgesproken en vrijwel nimmer vastgelegde afspraken die primair ten doel hebben te voorkomen dat men in situaties belandt die voor betrokken onaangenaam zijn. Dat maakt het voor westerse waarnemers ook bijzonder moeilijk om te zien wat de nabije toekomst voor China in petto heeft. Wie straks de nieuwe keizer zal worden. Wat zijn werkelijke en zijn vermeende macht zal zijn. Hoe de verhouding tussen de Verboden Stad en de periferie zich zal ontwikkelen. En hoe schoksgewijs dat zal gaan.

Het communistische bindmiddel is weggevallen. De partijdictatuur is van karakter veranderd. Iemand omschreef de huidige partij-organisatie eens als een soort Rotaryclub. Een plaats waar mensen die er toe doen elkaar ontmoeten. Nationalisme kan de plaats van de communistische ideologie gaan innemen. De kans dat China uit elkaar valt, is verwaarloosbaar klein. Maar China kan wel exploderen. Door de snelle economische groei kunnen de middelpuntvliedende krachten in de zuidelijke kustprovincies – in omvang en bevolkingstal vergelijkbaar met Europese staten – zodanig toenemen dat geen Chinees er meer vat op heeft. Niet in Beijing en niet in de provinciale hoofdsteden. Terug naar vroeger kan niet meer. Daarvoor heeft het kapitalisme zich te diep in het Chinese weefsel ingevreten. Toen de eerste onderhandelingen over de toekomst van Hongkong tussen de Britse en de Chinese regering begonnen, bestond de vrees dat het communistische China door onbekendheid met markteconomie ongewild het vertrouwen in Hongkong zou aantasten. In werkelijkheid gebeurde het tegenovergestelde. Indachtig de uitspraak van Deng Xiauping dat de kleur van de kat irrelevant is zolang het beest maar muizen vangt, rolden overzeese kapitalistische Chinezen – inclusief Chinezen uit Taiwan – met verbijsterende snelheid de communistische staatseconomie op. De manier waarop dat gebeurt doet denken aan de hoogtijdagen van de robber barons in Amerika.

Chaos

Dat China het communisme niet officieel opgeeft, komt door de vrees voor chaos; ook bij Chinezen die democratie willen. Het wedervaren van de voormalige Sovjetunie geeft de Chinezen te verstaan dat de overgang geleidelijk en gestructureerd dient te geschieden. De Chinese hierarchie is niet bang voor statusverlies of voor verlies van posities. De oude nomenclatura vindt zijn weg wel, zoals in alle voormalige communistische landen. Hierarchie in partij, leger, staatseconomie, heeft zich inmiddels voorzien van aantrekkelijke economische functies en invloed. Het is niet vreemd meer als een westerse vestiging in China met een generaal moet onderhandelen over de toelevering van grondstoffen.

China mag dus veranderen, als het maar geleidelijk gebeurt en chaos wordt vermeden. De vraag is alleen of het veranderingsproces niet zo’n vaart gaat krijgen dat de spanningen niet meer beheersbaar zijn. Officieel heeft Sjanghai elf miljoen inwoners. Officieus kan het wel het dubbele zijn. De toevloed van straatarme Chinezen uit het achterland, waar de landbouw steeds meer arbeidskrachten afstoot, kan een buitengewoon explosief mengsel doen ontstaan. De regering heeft een keer rebellie kunnen neerslaan. Maar was Tien An Menplein een incident of een voorteken van komend onheil. In China is men er niet gerust op. Maar alles kan. Het kan dus ook goed gaan. Zoveel is zeker. Wie straks in China de macht verovert, regeert in de volgende eeuw de wereld.

China bestaat uit 22 provincies, uiteenlopend van Sichuan met 110 miljoen inwoners tot provincies in het rurale Westen, met slechts een paar miljoen mensen. Er zijn vijf autonome gebieden, zoals Tibet, die overigens verre van autonoom zijn. Daarnaast zijn er drie gemeenten, Beijing, Sjanghai en Tianjin, die een provinciale status hebben. De zes grootste steden hebben samen ongeveer 50 miljoen geregistreerde inwoners. Beijing heeft er 13,4 miljoen, Sjanghai elf, Guangzhou negen, Tianjin 4,5, Shenyang 3,7 en Wuhan 3,5 miljoen. In totaal leven officieel 300 miljoen Chinezen in stedelijke gebieden. In 2000 is 26,5 procent van de bevolking jonger dan vijftien jaar; 67 procent is jonger dan 65 en 6,5 procent bestaat uit ouderen. De bevolkingsgroei is teruggebracht tot 1,3 procent per jaar.

Economie

De economische groei bedroeg in China in 1994 13,4 procent; de inflatie lag op ruim vijftien procent; de lopende rekening van de betalingsbalans had een tekort van twaalf miljard dollar, de buitenlandse schuld bedroeg 83,5 miljard dollar. Investeringen zijn de sterkste drijfkracht achter de economische groei.

Vanaf 1990 is China de grootste ontvanger van buitenlandse investeringen. Tot 1994 100.000 buitenlandse vestigingen, met een totaal geinvesteerd vermogen van 110 miljard dollar. In 1994 werd vanuit het buitenland 34 miljard dollar geinvesteerd, tegen 27,5 miljard in 1993. Dit jaar zijn minder overeenkomsten met buitenlandse investeerders gesloten dan vorig jaar.

Ruim 85 procent van de buitenlandse investeerders is gevestigd in de kustprovincies. Een derde zit in Guangdong (Kanton). Buitenlanders zijn voor het merendeel Chinezen uit de regio. Bijna zeventig procent van de buitenlandse investeringen komt uit of via Hongkong. Dat kunnen ook Chinezen uit Twaiwan zijn of Chinezen uit de Volksrepubliek zelf, voor wie het om fiscale of andere redenen profijtelijk is via Hongkong als buitenlandse investeerder te worden aangemerkt. Uit de Verenigde Staten is 6,5 procent van de buitenlandse investeringen afkomstig en uit Japan vier procent. De niet-Chinese investeringen hebben overigens een hoger technologisch gehalte en een hogere toegevoegde waarde. Chinezen investeren vaak vanwege de lage lonen. De toegevoegde waarde van Chinese buitenlandse investeringen zijn relatief laag.

Beheersbaar

De economische doelstelling van de Chinese regering was in de jaren tachtig een reele groei van maximaal zes procent. Een hogere groei zou onbeheersbare spanningen doen ontstaan. De geldontwaarding zou niet meer beheersbaar zijn en de infrastructuur – in brede zin: wegen en bruggen, maar ook banken en andere noodzakelijke dienstverlening – zou de groei niet kunnen bijbenen. Vanaf 1990 werd dat beleid verlaten en werd met de introductie van kapitalisme ingezet op een veel hogere groei. Vanaf 1990 lag de reele groei boven de tien procent. De groei loopt regionaal sterk uiteen. De sterkste groei was in de regio Fujian – tegenover Taiwan – met ongeveer 26 procent, en Sjanghai met vijftien procent.

De inflatie is, gegeven het feit dat verlieslatende staatsbedrijven nog steeds door de staatskas worden gefinancierd, redelijk stabiel: ergens tussen vijftien en twintig procent. Prijstijgingen kunnen de onrust onder de bevolking overigens wel aanwakkeren. De sterke economische groei heeft ook de criminaliteit sterk doen toenemen. De subsidiering van staatbedrijven is een zware last voor de begroting. Het schijnt echter ook voor te komen dat staatsbedrijven met opzet verliezen in de boeken opnemen omdat het voor hen dan gemakkelijker is om zonder smeergeld en ander tijdrovend ongemak aan staatsgelden te komen.

Export

De Chinese export is de laatste jaren sterk gestegen. In 1994 met 32 procent. Voor dit jaar wordt een exportgroei verwacht van vijftien procent. De binnenlandse vraag neemt sterk toe. Voor de komende jaren wordt een verdere groei van de export verwacht, mede door de verdere liberalisering van de wereldhandel. Die liberalisering maakt ook een einde aan barrieres als de multivezel-overeenkomst, waardoor de Chinese textielexport een nieuwe stimulans krijgt. De export wordt overigens steeds importintensiever. De handelsbalans is de laatste jaren redelijk in evenwicht. De lopende rekening heeft meestal een tekort. China is in staat om aan zijn financiele verplichtingen te voldoen.

JAN SALOMONS

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement