De teloorgang van het Koningshuis zou toch een bron van droevenis en zorg moeten zijn. Zij is echter de best verkochte soap aller tijden. Met een pond sterling op het laagste peil ooit zou Groot- Brittannie toch moeten kunnen exporteren. De import groeit echter sneller dan de export en het tekort op de lopende rekening loopt naar verwachting tegen het einde van dit decennium op tot het viervoudige van dit jaar.
Wat zal het uiteindelijke effect blijken te zijn van het Thatcher-tijdperk? De kruideniersdochter die in Wonderland ver boven haar macht reikte. De grote verdienste van Charles de Gaulle voor Frankrijk is geweest dat hij de gedemoraliseerde Fransen hun zelfrespect heeft teruggegeven. De Gaulle de-ridiculiseerde Frankrijk. Dat was ook de onderliggende opzet van Margareth Thatcher. Maar dat lukte niet. Aan het einde van haar bewind was Groot-Brittannie verder weggezakt dan aan het begin. Geen mens weet waarom.
Europa
Groot-Brittannie wil niet tot Europa behoren maar wil ook niet zonder Europa. De toetreding tot de toenmalige Europese Gemeenschap was niet om volwaardig deelnemer te worden, maar omdat de meeste Britten het niet aandurfden om alleen te blijven, als een klein eiland voor de kust van een reusachtig continent. Een nieuwe regering van Labour zal aan die grondhouding niet veel veranderen. Als de conservatieven de eerstkomende verkiezingen winnen, dan zullen zij binnen de normen van Maastricht willen blijven, om de optie van toetreding tot de Europese Monetaire Unie (EMU) op een later tijdstip, als de EMU succesvol mocht blijken te zijn, open te houden. Van een Labourregering valt niets anders te verwachten.
Of de EMU-landen – dat wil zeggen Duitsland, Frankrijk, de Benelux – Groot-Brittannie er bij willen hebben, is een heel andere vraag. De Duitsers hebben geen vertrouwen in de monetaire stabiliteit van Groot- Brittannie. Duitsers zijn alleen bereid hun heilige Mark op te geven als er absolute zekerheid bestaat dat het nieuwe betaalmiddel dezelfde kracht zal hebben als het oude Duitse geld. De Fransen hebben de grootste moeite, en een aanzienlijke binnenlandse oppositie, om monetair binnen de Maastrichtse normen te komen en te blijven. Fransen zijn niet bereid hun gezwoeg en geploeter in de waagschaal te stellen voor een mogelijk Britse toetreding. Voor Belgie en Nederland geldt hetzelfde. Als de Britten nee zeggen tegen de EMU ,zal dat Duitsers, Fransen, Belgen, Nederlanders, wel goed uitkomen, ook al zullen ze dat niet hardop zeggen. Evenwel: als Londen op Stunde Nul nee zegt – eind deze eeuw, begin volgende eeuw – dan wordt dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een nee voor altijd.
Laconiek
Economisch hoeft dat voor Groot-Brittannie geen ramp te zijn. De EMU wordt om politieke redenen opgezet als een van de zwaarste peilers van een onomkeerbare politieke integratie, die parallel zal lopen – als de Duitsers hun zin krijgen – aan een even onomkeerbare politieke unie. Europa moet volgens Bonn, Parijs, Brussel, Den Haag, een de facto Verenigde Staten worden. Wie daarvan geen deel wil uitmaken, kan volstaan met een vrijhandelsovereenkomst. Maar die doet dan ook niet meer mee. Het is tekenend voor de Britse positie in Europa en voor de manier waarop Britten tegen zichzelf aankijken, dat zowel het continent als de Britten zelf daar zo laconiek over doen. Doen Britten niet mee? Ook goed. Dan maar niet.
Verkiezingen voor het Lagerhuis worden vermoedelijk in het voorjaar van 1997 gehouden. De uitkomst is onzeker. In de peilingen bungelen de Tories onderaan, maar dat zegt niet zoveel. Een van John Majors grootste kwaliteiten is het winnen van politieke wedstrijden, ook al geeft geen mens een penny voor zijn kansen. Major is een geducht vechter achter vriendelijke brilleglazen en een hoogst capabel minister-president. Een van de bekwaamste van na de oorlog. De Tories hebben voor hem ook geen vervanger. Kopstukken genoeg, maar geen van hen is in staat de partij bij elkaar te houden. Geen van hen heeft ook zijn briljantie. Labour staat er beter voor dan in decennia het geval is geweest, maar Labour heeft de traditie om gewonnen posities op een cruciaal ogenblik weer te verspelen. Partijleider Tony Blair oogt jong, modern, dynamisch en overtuigend genoeg om de verkalkte organisatie en ideologie bij de tijd te brengen. Alleen weet niemand waar een nieuw, modern, dynamisch Labour voor zou moeten staan. Het merendeel van de kiezers zit in het politieke centrum, maar dat is ook het gebied waar een partij zich het minst kan profileren.
Mocht Labour winnen, dan zal dat voor het beleid niet veel consequenties hebben. Labour zal minder zwaar tillen aan een financieringstekort, zolang dat tekort niet buiten de Europese normen zal vallen. Labour ziet weinig heil in belastingverlaging, waartoe de Tories minister Clarke van Financien vlak voor de verkiezingen zullen dwingen. Labour zal iets willen doen aan onderwijs en gezondheidszorg, die inderdaad een grondige renovatie nodig hebben. Maar veel geld zal Labour daar niet voor hebben. Labour zal de belastingen een beetje willen verhogen, maar niet te veel om de pas gewonnen middenklasse niet te verliezen. Labour staat positiever tegenover Europa. Maar ook weer niet zo positief. Met Labour in Whitehall zal de Europese splijtzwam zich ook binnen Labour openbaren. Labour zal behendiger opereren, minder krampachtig en primitief dan de Tories, maar het socialistische wisselgeld is ook in dat opzicht snel uitgegeven.
Economisch gaat het Groot- Brittannie niet zo slecht. Voor de komende jaren wordt een reele groei verwacht die niet erg indrukwekkend is maar die niet veel afwijkt van wat het continent op dat gebied presteert. Er heerst behoorlijk wat werkloosheid, maar niet meer dan in de meeste continentale landen. De Britse industriele innovatie doet niet onder voor andere grote industrielanden. Op het terrein van natuurwetenschap en medische technologie behoort Engeland tot de absolute top in de wereld. Kennis en kunnen zijn wel degelijk aanwezig, maar ideeen om dat om te zetten in nieuwe levenskracht zijn er niet.
De welvaart van de jaren tachtig was voornamelijk op bluf en wind gebaseerd. In het midden van het decennium opeens een explosie van consumptie, vaak van exorbitant karakter, door een klein trendzettend groepje uit de dure Londense wijken. Dan ploft de luchtballon uit elkaar en stort het land in de diepste depressie sinds de jaren dertig, omdat niet alleen BMW-bezitters maar ook grote delen van de middenklasse luchtkastelen met monopolygeld hadden gebouwd. Het pond sterling kreeg een oplawaai, een van de zwaarste uit zijn geschiedenis, en middelpuntvliedende krachten zwiepten Engeland uit zijn Europese context. En nu krabbelt het maar een beetje verder. Zolang het economisch maar niet al te zeer bij de belangrijkste handelspartners uit de pas loopt, lijkt men tevreden te zijn. De inflatie begint weer op te lopen en toenemende verschillen te vertonen met het monetaire plechtanker van Europa. Als dat te lang duurt, en veel mogelijkheden om het inflatoire gat met de DMark te dichten zijn er niet – of het zou een nieuwe forse rentestijging moeten zijn – dan is een nieuwe devaluatie in aantocht.
Groei
Voor de komende jaren wordt volgens de belangrijkste onderzoeksbureaus een gemiddelde economische groei verwacht van tussen de 2,5 en drie procent. De werkloosheid die nu op iets meer dan acht procent ligt, zal tot zo’n 7,5 procent terug kunnen lopen, maar tegen het einde van het decennium weer iets oplopen. De inflatie – momenteel 3,3 procent – zal naar verwachting tot zo’n vier procent in 2000 oplopen. De uurlonen in de industrie zullen naar verwachting met 4,5 tot vijf procent per jaar stijgen. De produktiviteit zal minder toenemen, waardoor de loonkosten per eenheid produkt zullen oplopen. Het tekort op de handelsbalans zal stijgen, van ruim twintig miljard dollar dit jaar tot ruim veertig miljard in 2000. Het tekort op de lopende rekening – dit jaar 8,3 miljard dollar – zal oplopen tot 33 miljard in 2000. In de komende jaren zal de groei van de export afnemen en de groei van de import toenemen.
De belangrijkste drijfkracht achter de economische groei is particuliere consumptie. De investeringen van het bedrijfsleven blijven achter, evenals de overheidsinvesteringen. De verwachtingen ten aanzien van de particuliere investeringen voor dit jaar zijn niet bewaarheid. Voor de komende jaren wordt een groei van de particuliere investeringen verwacht van gemiddeld drie procent. Het bedrijfsleven lijkt onzeker te zijn over de vooruitzichten van omzetgroei en winstverbetering. De overheid is sterk geneigd de hand op de knip te houden om enige ruimte te scheppen voor belastingverlaging voor de tijd dat de verkiezingen in aantocht zijn. Veel speelruimte daartoe heeft de zittende schatkistbeheerder niet. Minder dan de conservatieven lief is. De boom and slump van de laatste tien jaar dwingt de regering tot voorzichtig manoeuvreren.
De geringe levendigheid in de export wordt in Londen toegeschreven aan de geringere expansie van de Europese markten. De verhouding tot de Amerikaanse markt wordt volgens Londense onderzoekers negatief beinvloed door de pond/dollar-koers, die in de komende jaren zou verslechteren. De Britse import blijft evenwel sterk groeien. Waarom het buitenlandse bedrijfsleven op de Britse markt wel een groeiende afzet kan vinden en de Britse niet op de overzeese markten is niet duidelijk. Na een sterke Britse exportgroei in de afgelopen twee jaar zien de landen met een harde munt hun export in Groot-Brittannie sterker stijgen dan hun import uit Groot- Brittannie.
Demografie
Demografisch ondergaat Groot-Brittannie dezelfde ontwikkeling als de meeste continentale landen. De sterkste bevolkingsgroei zit bij mensen boven de zestig jaar. Dat aantal zal van 1994 tot 2004 met 4,2 procent toenemen. Het aantal tussen 14 en 60 jaar zal met drie procent toenemen. Het aantal kinderen tot 14 jaar groeit slechts met 0,9 procent. In 1994 waren er 58 miljoen Britten. In 2004 zullen dat er naar verwachting 60 miljoen zijn. In 1994 waren er 11,4 miljoen kinderen tot 14 jaar; in 2004 zijn dat er 11,5 miljoen. In 1994 waren er 35 miljoen mensen tot 60 jaar; tien jaar later zijn dat er 36 miljoen. In 1994 waren twaalf miljoen mensen 60 jaar en ouder; in 2004 12,5 miljoen. Het aantal mensen van tachtig jaar en ouder bedroeg in 1995 1,9 procent. In 2012 zal dat 2,4 procent zijn en in 2050 vijf procent. In 1960 was er op vier werkenden een gepensioneerde. In 1991 waren dat er nog 3,3 en in 2020 zijn dat er nog slechts twee. Overigens zijn de oudedagsvoorzieningen in Groot- Brittannie redelijk goed geregeld. De veroudering levert in dat opzicht geen financiele problemen op.
JAN SALOMONS
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af
Bent u al abonnee?