TDG kocht er, vooral in de jaren zeventig en aan het eind van de jaren tachtig, driftig op los. Met name transportbedrijven werden in huis gehaald. Die bedrijven profiteerden van de grotere financiele armslag die TDG hun verleende, waardoor uitbreidingsinvesteringen mogelijk werden.
De ommekeer kwam aan het begin van dit decennium. Het bedrijf besloot zich te richten op waardetoevoeging; niet in dit concept passende bedrijven werden afgestoten. Zo ging een belang van vijftig procent in de grote pakjesvervoerder Tuffnells de deur uit, evenals alle Amerikaanse en Australische bedrijven. Vorig jaar was het tweede en voorlopig laatste jaar van de grote uitverkoop. In dat jaar brachten de desinvesteringen 46,6 miljoen pond op. Verkocht werden onder meer London and Coastal Oil Wharves (opbrengst twee miljoen pond), Beck en Pollitzer Engineering (10,1 miljoen pond), Unilink Contract Hire (11,5 miljoen pond), een zestig procents aandeel in Transportes J. Amaral in Portugal (goed voor 1,7 miljoen pond) en de Australische activiteiten, die 21,1 miljoen pond opbrachten.
Andere bedrijven werden samengevoegd: in Nederland bij voorbeeld Konig en Jawico, en Althuisius en het Verenigd Veembedrijf. Albany ging met Harris Distribution en Network Logistics op in Harris Logistics, waarmee het grootste bedrijfsonderdeel (omzet honderd miljoen pond) van TDG werd gevormd. In Frankrijk werden de koelvervoerders Somaf, Baillivet, Translittoral, Pivoin en Paris Frigo samengevoegd tot het nog altijd verlieslijdende Temperature Dirigee. De resterende dochterbedrijven werden ondergebracht in de divisies transport, opslag, distributie en verhuur. Inmiddels is die structuur alweer veranderd: in juli van dit jaar werden drie nieuwe divisies gevormd: ’transport’, ‘industrieel’ en ‘consumenten’.
TDG koos nooit, ook niet onder invloed van de ‘Europa ’92-gekte’, voor de vorming van netwerken. TDG bleef zich concentreren op het bieden van een logistiek aanbod op maat per klant. Iets dat in de Britse transportwereld nog altijd de heersende strategie is, zegt TDG- directeur F. van de Schootbrugge.
Van de Schootbrugge trad dit jaar in dienst van TDG. Hij gaf daarvoor een functie bij Van Ommeren Intexo op. Bij TDG werd hij in huis gehaald voor de ontwikkeling van de activiteiten van het bedrijf voor klanten in de consumentendivisie op het Europese vasteland.
Onder ‘industrieel’ vallen in Nederland de bedrijven Priems in Tilburg, vooral actief in het betonvervoer, en Konig- Jawico in Rotterdam. Andere prominente bedrijven in deze divisie zijn het Britse Beck en Pollitzer, dat veel doet voor ICI, de afgelopen tijd werk in huis haalde voor Courage, DuPont, Halfords en BASF, en ook in Frankrijk en Spanje aanwezig is. TDG investeerde tien miljoen pond in deze dochter. Williams Distribution is met name actief in opslag en vervoer van papier en verwierf recentelijk contracten voor Hawarden Sheeters, Purfleet en Johnson Control Plastics. Voor Gerber Foods, Engelands grootste verpakker van vruchtensap, verzorgt Williams sinds begin dit jaar de distributie, goed voor een jaaromzet van vier miljoen pond.
In de consumentendivisie zijn de opslag- en distributieactiviteiten in de voedingsmiddelen- en drankensector opgenomen, evenals activiteiten voor klanten in de gezondheidssector. Ook de consumentenelectronica valt in deze groep; een ander deel van de high-tech markt hoort onder de noemer ‘industrieel’.
Behalve op producenten van consumentenartikelen richt Van de Schootbrugge zich op ‘mainland’ Europa. Overnemingen zijn daarbij volgens hem niet uitgesloten. Het bedrijf beschikt over een aanzienlijke oorlogskas, op basis van een zeer gunstige verhouding vreemd/eigen vermogen.
TDG haalde in 1994 ongeveer driekwart van zijn inkomsten op de ’thuismarkt’, voor de winst is de Britse markt zelfs nog belangrijker. Op een totaal van 487 miljoen pond werd 333 miljoen in Groot-Brittannie omgezet. Frankrijk is de tweede markt, met een omzet van 76 miljoen pond. Daarna volgt Nederland, waar de negen TDG-bedrijven, tot voor kort verenigd onder de holding ETOM, gezamenlijk 48 miljoen pond omzetten. ETOM, het administratiekantoor voor de Nederlandse bedrijven, is als gevolg van de herschikking van bedrijven binnen TDG ontbonden, enkele administrateurs zijn in dienst getreden van de transportbedrijven.
Verliezen
De Nederlandse transportdochters presteerden financieel gezien goed met een winstmarge van ruim zeven procent. De Britse bedrijven deden het nog beter met een rendement van bijna negen procent. Dit ondanks de verliezen van Inter-City Transport, dat in 1994 zijn grootste klant verloor. TDG sloot vier op- en overslagcentra van de vervoerder, verving deze door een gehuurde ruimte in Manchester en reserveerde twee miljoen pond om de verliezen te dekken. De vloot werd met een derde ingekrompen tot 140 trekkende eenheden, honderd mensen verloren hun werk. In Frankrijk verdient TDG echter nauwelijks iets, het tankvervoer daar is zelfs nog steeds verliesgevend.
Door de Engelse bedrijven werd heel verschillend gepresteerd. TDG wist op zijn verhuuractiviteiten op een omzet van 43 miljoen ruim zeven miljoen (16 procent) te verdienen. De divisie opslag troefde ‘verhuur’ echter nog af met een rendement van bijna dertig procent (37,3 miljoen omzet, 11 miljoen winst). Dit ondanks fors teruglopende interventievoorraden van de Europese Unie.
Het belang van de Engelse markt blijft voor TDG zeer groot. Het concern heeft in dat land zijn meeste dochters en het grootste deel van zijn personeel (6800 van de in totaal 8700 TDG-medewerkers). Voorts behalen de Britse bedrijven het leeuwedeel van hun omzetten op de thuismarkt. In omzet was de divisie ‘distributie’ in Groot-Brittannie vorig jaar veruit de grootste met 159 miljoen pond. Dat gebeurde vrijwel geheel op de Britse markt. ,,Het begrip ‘Europese Distributie’ is hier praktisch onbekend”, zegt Van de Schootbrugge.
Leeg
In vergelijking met Nederland worden producenten in Engeland door logistieke bedrijven heel anders behandeld, constateert Van de Schootbrugge na een klein jaar TDG. ,,Het begrip shared-user is hier bij voorbeeld beperkt ingeburgerd.” Dat geldt zowel voor distributiecentra als voor transport. De meeste producenten in Groot-Brittannie hebben hun eigen distributiecentrum. TDG werkt in de distributiecentra van Mars (via dochter Harris, een contract van acht miljoen pond) en Cadbury als dienstverlener.
TDG beschikt volgens Van de Schootbrugge over het grootste shared-netwerk in Engeland. Het opslagbedrijf is zeer geavanceerd en sterk geautomatiseerd. TDG ontwikkelde de systemen volledig zelf: software, besturingssystemen, magazijnindeling.
,,Alle infrastructuur die er ligt, zou benut moeten worden door zoveel mogelijk te mikken op het bieden van managementoplossingen aan je klanten”, vindt Van de Schootbrugge. ,,Het fysieke werk kun je overlaten aan anderen.” TDG heeft zijn strategie bij de werving van klanten daaraan aangepast. De in Engeland opgedane kennis moet nu worden benut in andere delen van Europa. Ook de Nederlandse TDG-bedrijven zullen zich meer als dienstverlener en minder als vervoerder opstellen. De voorgenomen verbreding van de activiteiten op het Europese vasteland zal voornamelijk in Duitsland gestalte moeten krijgen. Daar behoren tot nu toe Albatros en Vereinigte Spediteure tot TDG. Met Spanje en Ierland zijn dan alle landen waarin TDG aanwezig is genoemd.
Tot de belangrijkste klanten van TDG behoren Cadbury, Mars, Seagram (ook in Frankrijk), Boots (producent en detaillist van drogisterij-artikelen), Imperial Tobacco en Comet, een winkelketen in de consumentenelectronica. In de industriele divisie zijn ICI Paints, Honda, BASF, Zeneca en BP belangrijke klanten.
TED KONINGS
F. van de Schootbrugge: ,,Het begrip ‘Europese distributie’ is in Groot-Brittannie praktisch onbekend.” (Foto: Ben Salome)
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af
Bent u al abonnee?