Pecunia non olet

Vorige week kopte Nu.nl dat een oliemaatschappij met het logo van een schelp wereldwijd 105 miljard dollar aan belasting betaalde in 2014, waarvan 81 miljard dollar aan btw en accijnzen.

Dat werd het onderwerp van gesprek tijdens het college dat ik die week gaf aan Erasmus. Vreemd genoeg ging die discussie niet over de astronomische hoogte van dat bedrag, maar vooral over het feit dat het grotendeels werd betaald via btw en accijnzen.

De meeste mensen denken bij belastingen aan die gevreesde
blauwe envelop met de aangifte inkomstenbelasting.
Inkomstenbelasting is net als de vennootschapsbelasting
een directe belasting, omdat het wordt geheven
over inkomen, winst en vermogen. Interessant gegeven is
dat die belastingen steeds minder opbrengen. Door internationale
concurrentie is het Vpb-tarief al sterk verlaagd
en kun je met fi scaal-vriendelijke structuren je belastingdruk
verlagen. De tijd dat we nog 60% inkomstenbelasting
moesten betalen, ligt gelukkig ook ver achter ons.

Komen politici dus hun woord na en betalen we nu minder
belasting? Natuurlijk niet! Het is geen belastingverlaging,
maar belastingverschuiving. We betalen inderdaad
minder directe belastingen, maar steeds meer indirecte
belastingen. We zijn meer belastingen gaan betalen die
deel uitmaken van de kostprijs van een product. Denk
aan de verhoging van de btw van 17,5% naar 19% in 2001
en van 19% naar 21% in 2012. Maar ook de verhogingen
in de accijns en BPM. Dat past ook in het internationale
plaatje waarin men steeds meer aansluit bij de belasting
van consumptie en grondstoff en, in plaats van arbeid en
kapitaal. Zelfs het ‘belastingvrije’ Dubai is niet echt belastingvrij,
omdat je ook daar gewoon invoerrechten
moet betalen en er nu ook een btw wordt opgezet.

Is dat erg? Nee, maar je kunt je voorstellen dat consumptie
ontzettend veelzijdig is. Meer indirecte belastingen resulteren
vaak in de meest opmerkelijke belastingsoorten,
zoals kolenbelasting, verpakkingenbelasting en zo las ik
laatst over de splijtstofh effi ng. Een blik in de geschiedenisboeken
levert voorbeelden op als de zouttaks, rijwielbelasting
en de geslachtaccijns.

De meest opmerkelijke vind ik persoonlijk de Romeinse
urinebelasting. Urine werd in die tijd gebruikt om wol en
leer mee te ontvetten en te ontsmetten. Bij dat laatste heb
ik toch wat hygiënische bedenkingen, maar keizer Vespasianus
niet, waarop hij besloot over deze urine belasting
te heffen. In de woorden van Vespasianus: pecunia non
olet, ofwel geld stinkt niet. Waarschijnlijk dacht hij: ‘Als
zij gaan zeiken over mijn belastingheffi ng, dan ga ik belasting
heff en over hun gezeik.’

De geschiedenis leert overigens niet of dat toen ook al
heeft geleid tot verschuivingen aan de landsgrenzen in
aankoop van de belaste vloeistof…

Raoul Ramautarsing

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement

Pecunia non olet | NT

Pecunia non olet

Vorige week kopte Nu.nl dat een oliemaatschappij met het logo van een schelp wereldwijd 105 miljard dollar aan belasting betaalde in 2014, waarvan 81 miljard dollar aan btw en accijnzen.

Dat werd het onderwerp van gesprek tijdens het college dat ik die week gaf aan Erasmus. Vreemd genoeg ging die discussie niet over de astronomische hoogte van dat bedrag, maar vooral over het feit dat het grotendeels werd betaald via btw en accijnzen.

De meeste mensen denken bij belastingen aan die gevreesde
blauwe envelop met de aangifte inkomstenbelasting.
Inkomstenbelasting is net als de vennootschapsbelasting
een directe belasting, omdat het wordt geheven
over inkomen, winst en vermogen. Interessant gegeven is
dat die belastingen steeds minder opbrengen. Door internationale
concurrentie is het Vpb-tarief al sterk verlaagd
en kun je met fi scaal-vriendelijke structuren je belastingdruk
verlagen. De tijd dat we nog 60% inkomstenbelasting
moesten betalen, ligt gelukkig ook ver achter ons.

Komen politici dus hun woord na en betalen we nu minder
belasting? Natuurlijk niet! Het is geen belastingverlaging,
maar belastingverschuiving. We betalen inderdaad
minder directe belastingen, maar steeds meer indirecte
belastingen. We zijn meer belastingen gaan betalen die
deel uitmaken van de kostprijs van een product. Denk
aan de verhoging van de btw van 17,5% naar 19% in 2001
en van 19% naar 21% in 2012. Maar ook de verhogingen
in de accijns en BPM. Dat past ook in het internationale
plaatje waarin men steeds meer aansluit bij de belasting
van consumptie en grondstoff en, in plaats van arbeid en
kapitaal. Zelfs het ‘belastingvrije’ Dubai is niet echt belastingvrij,
omdat je ook daar gewoon invoerrechten
moet betalen en er nu ook een btw wordt opgezet.

Is dat erg? Nee, maar je kunt je voorstellen dat consumptie
ontzettend veelzijdig is. Meer indirecte belastingen resulteren
vaak in de meest opmerkelijke belastingsoorten,
zoals kolenbelasting, verpakkingenbelasting en zo las ik
laatst over de splijtstofh effi ng. Een blik in de geschiedenisboeken
levert voorbeelden op als de zouttaks, rijwielbelasting
en de geslachtaccijns.

De meest opmerkelijke vind ik persoonlijk de Romeinse
urinebelasting. Urine werd in die tijd gebruikt om wol en
leer mee te ontvetten en te ontsmetten. Bij dat laatste heb
ik toch wat hygiënische bedenkingen, maar keizer Vespasianus
niet, waarop hij besloot over deze urine belasting
te heffen. In de woorden van Vespasianus: pecunia non
olet, ofwel geld stinkt niet. Waarschijnlijk dacht hij: ‘Als
zij gaan zeiken over mijn belastingheffi ng, dan ga ik belasting
heff en over hun gezeik.’

De geschiedenis leert overigens niet of dat toen ook al
heeft geleid tot verschuivingen aan de landsgrenzen in
aankoop van de belaste vloeistof…

Raoul Ramautarsing

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement