Begin van dit jaar deed, naar nu blijkt, de Amsterdamse rechtbank uitspraak in deze zaak. Dat leverde voor de schuldeisers maar deels een bevredigend resultaat op. Zo werd de hoofdvordering, de directe opeisbaarheid van het krediet, afgewezen. Volgens de rechter was die eis gelet op een later overeengekomen vaststellingsovereenkomst niet langer opeisbaar, maar moest worden uitbetaald uit dividenduitkeringen van Exploitatiemaatschappij Amerikahaven (EMA). Wel moest Ter Haak van de rechter de achterstallige rente op de lening, die inmiddels was opgelopen naar het niet geringe bedrag van 300.000 euro, uitbetalen aan de geldschieters.
Niemand was blij met het vonnis: Ter Haak en DWR zijn intussen beiden in beroep gegaan tegen de uitspraak. Dat beroep moet nog plaatsvinden. Door de coronacrisis is er nog geen zicht op wanneer het zal dienen.
Schuldenlast
Havenondernemers hangen nooit graag de vuile was buiten en het dagvaarden van zakenvrienden is al helemaal ‘not done’ in de Nederlandse maritieme wereld. Richard ter Haak moet het dan ook wel erg bont hebben gemaakt om een groep van zakenvrienden ertoe te bewegen naar de rechter te stappen en hun krediet terug te vorderen dat in 2014 aan de Amsterdammer was verleend.
Het economisch tij had zich destijds al enige jaren gekeerd tegen de Amsterdamse havenondernemer en zijn honderd jaar oude familiebedrijf. Vlaggenschip daarin was de overslagterminal USA (dat in maart van dit jaar werd overgenomen door TMA), maar zijn zakenimperium strekte zich ook uit tot de binnenvaart, opslag en containeronderhoud- en verhuur en zelfs vastgoed.
De Ter Haak Groep was daarbij zwaar overladen met externe schulden, die blijkens berichten uit die tijd een omvang van meer dan 40 miljoen euro hadden bereikt. Eigen kapitaal stond er nog nauwelijks tegenover.
De havenondernemer stond het water dan ook na aan de lippen en was min of meer onder curatele gesteld door huisbankier Rabobank. Er kwam een schuldsanering en bedrijfsonderdelen werden verkocht. De groep had verder ‘dringend aanvullende financiering nodig die niet bancair kon worden aangetrokken’, zo valt in het feitenrelaas van de rechtbank te lezen.
Financiële hulp vond Ter Haak uiteindelijk blijkens de stukken bij zijn Rotterdamse zakenvrienden, die bereid waren 750.000 euro aan extra krediet te fourneren tegen een rente van 10%. Dat bedrag kwam bovenop een eerdere lening van 200.000 euro van het bedrijf Faconnable, waardoor het totale krediet op 950.00 euro uitkwam.
Speciaal voor dit laatste noodkrediet werd begin 2014 een nieuwe BV, DWR, opgezet met als aandeelhouders het eerder genoemde Faconnable, HJV Holding en Syk Beheer. Een geldleningsovereenkomst werd afgesloten met een ‘bedrijf 1’ van Ter Haak (waarschijnlijk gaat het daarbij om Jorimi BV) dat blijkens de stukken diende als vehikel voor het ‘lenen, uitlenen en bijeenbrengen van gelden voor de Ter Haak Groep’.
Ter Haak stond ‘garant voor de behoorlijke nakoming van de betaling‘ van rente (halfjaarlijks) en aflossing. De lening werd vervolgens direct doorgesluisd naar het ‘bedrijf 2’ (holdingmaatschappij Ter Haak Beheer). De rechtbank gaat niet in op de vraag waarom voor deze sluiproute is gekozen, maar wellicht moest het krediet verborgen blijven voor de beheerders van de Rabobank, die destijds het havenbedrijf controleerden.
EMA
Van de lening in de vorm van aflossingen en van de rentebetalingen zagen de geldschieters de jaren daarop bitter weinig terug. In 2018 vonden de zakenvrienden het tijd om via een vaststellingsovereenkomst aanvullende financiering voor de aflossing veilig te stellen.
Die werd gevonden via de dividenduitkeringen van de EMA, het vastgoedbedrijf van Ter Haak waarin de erfpachtcontracten van de terminal waren ondergebracht. Intussen was de renteschuld van Ter Haak begin 2018 opgelopen naar zo’n 230.000 euro, blijkt uit de stukken.
Ook deze tweede afspraak leverde weinig op in de vorm van een verbeterde betalingsmoraal, zodat DWR en Faconnable in augustus Ter Haak sommeerden over de brug te komen met de hoofdsom (950.000 euro) plus de rente (inmiddels 250.000 euro), anders ‘dreigde inwinning van de verstrekte zekerheden’. Het zou daarbij gaan om de huizen van Ter Haak inclusief een stoeterij.
Niet veel later kregen de geldschieters een brief van de echtgenote van Ter Haak dat zij de geldleningsovereenkomst vernietigde, omdat zij daarvoor wat betreft de garantstelling van gedaagde geen toestemming had verleend. Dat was de druppel die de emmer deed overlopen bij de geldschieters. Beslaglegging op de persoonlijke bezittingen en de rechtszaak volgden.
Volgende week: meer rechtszaken tegen Ter Haak.
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af
Bent u al abonnee?