Het verschil tussen de nummers 1 en 2 in de Nederlandse luchtvracht­expeditie, gemeten naar verkocht IATA-export­volume, slonk van bijna 18.000 ton in 2021 naar 6.700 ton vorig jaar. Een machtswisseling in dit lopende kalenderjaar valt niet uit te sluiten: daar zal de afrekening eind dit jaar duidelijkheid over scheppen. Zeker is reeds dat de spanning terug is in de Nederlandse IATA Top 100, waarin K+N de laatste vijftien jaar dankzij grote partijen perishables en evengoed dankzij overnames de onaangevochten marktleider was.

Wat betreft de door de export gegenereerde omzet hebben de Denen het stokje van K+N in Nederland al overgenomen. Dat gebeurde in 2021, toen DSV tekende voor een omzet van 175 miljoen euro en K+N met 167 miljoen euro zo’n 8 miljoen euro minder scoorde. In de laatste versie van de IATA Top 100 is dat verschil tussen de twee expeditie-giganten gegroeid naar 54 miljoen euro in het voordeel van Denen.

DSV was met een exportvolume van 55.600 ton goed voor 225 miljoen euro aan exportinkomsten terwijl de 62.000 ton van de Zwitserse rivaal K+N ruim 171 miljoen euro opleverde. Dat verschil aan inkomsten moet grotendeels worden toegeschreven aan de perishables van K+N. Dat ladingsegment legt veel kilo’s op de weegschaal maar levert door de lagere tarieven in die markt aanzienlijk minder op.

Chartair

Tussen DSV en de nummer drie, DHL Global Forwarding (38.500 ton), zit een gat van bijna 90 miljoen euro aan exportomzet. Wie even terugblikt in de recente geschiedenis, ziet dat DSV die mooie omzetcijfers in de Nederlandse markt vooral te danken heeft aan de eerdere overname in 2019 van de Zwitserse forwarder Panalpina. Overigens is die riante omzet van Panalpina destijds ook niet zomaar uit de lucht komen vallen, maar weer het product van een eerdere acquisitie in 1997, namelijk die van het Nederlandse bedrijf ChartAir, ooit de huisexpediteur van Philips.

Veel topposities in de IATA Top 100 zijn zo te herleiden naar eerdere acquisities. Zo gaan achter de topposities van Rhenus en DHL Global in de Nederlandse markt overnames schuil van respectievelijk Road Air (TMI-groep) en AEI/Exel.

DSV zag vorig jaar door onder meer de acquisitie van Agility het tonnage met 28% stijgen en in de editie van de IATA-lijst uit 2021 was er al een groei van ruim 15% voor de Denen op Schiphol. K+N daarentegen moest vorig jaar genoegen nemen met een marginale groei van 1,6% en een jaar eerder slonk het aantal verkochte kilo’s bij de marktleider op Schiphol zelfs met 9%.

De koploper zit op Schiphol zo al enige tijd met stagnerende exportvolumes. Die mindere prestaties van K+N hoeven niet direct te worden toegeschreven aan een minder succesvolle vrachtverkoop. Andere factoren kunnen ook een rol spelen in de stagnerende IATA-cijfers. Zo maakte K+N in zowel 2021 als 2022 veelvuldig gebruik van niet bij de IATA aangesloten vrachtcharteraars om verzekerd te zijn van voldoende capaciteit. Die lading wordt niet geregistreerd door de IATA en blijft dus buiten de exportstatistieken waarop de IATA Top 100 is gebaseerd.

Toll Forwarding

Verder schuiven de grote netwerkexpediteurs graag met lading tussen de verschillende grote luchthavens om zo gebruik te maken van lokale prijsvoordeeltjes. Ook dat kan een vertekenend beeld opleveren bij de IATA-cijfers.

In de top 10 van de Nederlandse luchtvrachtexpeditie valt behalve het gevecht aan de top tussen K+N en DSV ook de forse stijging op van zowel de Nederlandse speler IAA als de buitenlandse expediteur Toll Forwarding, met respectievelijk een groei van bijna 40% en 1700%. Die groei van Toll katapulteerde de van oorsprong Australische expediteur, inmiddels al enige jaren in handen van de Japanse posterijen, van de anonieme 73e plek in 2021 naar plaats 9 op de IATA-lijst van 2022. Het komt niet vaak voor dat een expediteur zo’n spectaculaire sprong maakt zonder een kostbare overname te hebben gepleegd.

Het expeditiebedrijf moest door tegenvallende cijfers enkele jaren geleden ingrijpend worden gereorganiseerd, maar heeft de weg naar boven sindsdien duidelijk gevonden. De indrukkende comeback van Toll Forwarding wordt door Roberto Koopman, vice-president Airfreight (EMEA) van het expeditiebedrijf, toegeschreven aan een ‘andere manier van werken’ en een aantal grote nieuwe projecten in het verladen van voedingspreparaten, waaronder grote partijen melkpoeder, naar de VS. De nieuwe aanpak houdt volgens Koopman in dat er meer centrale regie is over ladingstromen en dat er bij de keuze van een luchthaven meer ‘out of the box’ wordt gedacht. ‘Je hoeft Italiaanse lading niet per se via Milaan te verschepen, maar kunt het ook elders consolideren, om maar wat te noemen. Daar plukt Schiphol een beetje de vruchten van’, aldus de vrachtmanager.

Beetje uitgekeken

Koopman zegt dat er na de coronacrisis onder verladers ‘een soort reset’ is geweest van hoe ze hun logistiek willen inkopen. ‘Ze zijn toch een beetje uitgekeken op de grote jongens als DHL en K+N en kijken steeds meer naar de wat kleinere partijen, zoals Toll Forwarding, die toch over een mondiaal netwerk beschikken. Van die trend hebben wij vorig jaar geprofiteerd op Schiphol bij het gestegen ladingaanbod.’

IAA blijft vriend en vijand verbazen. In 2021 wist het expeditiebedrijf het volume met 44% te vergroten en vorig jaar kwam daar zowat 40% bij. De Nederlandse expediteur zegt rond de 95% van zijn volume te halen uit de perishables-markt. IAA eindigt daarmee in de nieuwste IATA-editie op de verdienstelijke 4e plek, nadat het een jaar eerder al was opgeklommen naar de 6e positie. Vorige keer moest IAA, dat staat voor International Airfreight Associates, nog het Amerikaanse bedrijf Expeditors en DB Schenker voor laten gaan. In de nieuwe top 100 behoren die twee grote expediteurs een beetje tot de verliezers uit de hoogste regionen van de lijst. Zo zag Expeditors het volume krimpen met 19,5% naar 27.127 ton, terwijl de omzet met 25 miljoen euro terugliep naar 103 miljoen euro.  DB Schenker verloor met 29.398 ton iets minder dan 7% aan exportvolume, maar wist desondanks de omzet te verbeteren. Ondanks het volumeverlies blijven de twee op plaats 5 en 6 nog steeds een aardig deuntje meefluiten in de top van de luchtvrachtexpeditie op Schiphol.

Dat kan zeker ook worden gezegd van het kleine Nederlandse expeditiebedrijf Aviair uit Rijsenhout, dat een plaatsje opschoof naar de 7e plek op de IATA-lijst. Het bedrijf leeft hoofdzakelijk van de doorvoer van zalm uit Noorwegen en Schotland via Schiphol en doet dat al jaren met groot succes. Vorig jaar werd er zo’n 16% meer volume aangeboden, waardoor het totale volume uitkwam op meer dan 24.000 ton. Ter vergelijking: in 2020 werd er iets meer dan 15.000 ton aan vis verscheept door Aviar op Schiphol, bijna 10.000 ton minder dan in 2022.

Rhenus

Twee verliezers in de top 10 zijn verder het Duitse familiebedrijf Rhenus (plaats 8) en UPS (plaats 10). Rhenus (23.000 ton) hield de schade beperkt tot -7%, terwijl UPS (-15%) bleef steken op iets onder de 17.000 ton. Zo is de logistieke tak van de Amerikaanse pakketvervoerder bijna terug op het volume uit 2020, toen het goed was voor zo’n 16.000 ton aan exportvracht op Schiphol.

Ceva Logistics, de expeditiedochter van de Franse rederij CMA CGM, miste op een haar na de top 10, maar het is bijna zeker dat het expeditiebedrijf, dat dit jaar Bolloré Logistics overnam, volgend jaar weer terug is in de top 10 van Schiphol.

Ceva zag het volume vorig jaar al autonoom toenemen met 20% naar 16.260 ton en zal daar dit jaar het volume van Bolloré Logistics en dat van het eveneens overgenomen Franse Gefco aan kunnen toevoegen. Indien dat al vorig jaar was gebeurd, zou Ceva Logistics met een totaal van 20.113 ton goed zijn geweest voor de 9e plek op de IATA-lijst van 2022.

Of het dochterbedrijf van de Franse rederij daar genoegen mee neemt, is evenwel nog maar de vraag. Via de joint venture van CMA CGM Air met Air France-KLM zetten de Fransen extra stevig in op groei in de luchtvrachtmarkt, ofschoon het niet helemaal duidelijk is of die groei ook zichtbaar is in de eigen IATA-cijfers, aangezien het bedrijf er zijn eigen vrachtmaatschappij op na houdt en de vracht aan boord van die carrier niet via IATA CASS wordt afgerekend.

Een andere machtsfactor in opkomst is EV Cargo. Het bedrijf uit Hong Kong heeft zich via de overname van het Nederlandse bedrijf Fast Forward en van Allport uit Rotterdam, waarin het al een minderheidsbelang had, zijn positie vorig jaar op Schiphol aanzienlijk versterkt.

In de IATA-editie van 2021 was EV Cargo nog zo goed als onzichtbaar, maar een jaar later is het bedrijf plotseling goed voor de 12e plek met een tonnage van ruim 14.000 ton (+23,4%). Of in het lopende jaar de top 10 al lonkt, is nog onduidelijk, maar de nieuwe Nederlandse directeur Victor Wever van EV Cargo sluit het gelet op de verwachte verdere groei niet uit.

VCK Logistics

Via de overname van VCK Logistics is ook Waterland Equity een nieuwe speler van formaat geworden op de IATA-lijst. De investeerder uit Bussum bouwt via zijn 100% participatie in de logistieke groep Janssen Group of Companies aan een nieuw groot Nederlands expeditiebedrijf.

Janssen, dat amper zichtbaar was in eerdere edities van de IATA Top 100, komt door de acquisitie van de logistieke divisie van VCK nu binnen op plaats 22 met een volume van ruim 6.000 ton (+5%).

Best Global Logistics (BGL) is op plaats 36 ook een partij die zich met de overname van Cargo Holland (plaats 44) versterkt heeft op Schiphol. Dat gebeurde medio vorig jaar, waardoor de tonnages voor de editie van 2022 nog niet zijn samengevoegd. Indien dit wel was gebeurd zou BGL zich met 5.957 ton hebben genesteld op een 23-ste plek in de IATA top-100, vlak achter Janssen/VCK.

BGL laat in een toelichting weten dat vanaf begin van dit boekjaar alle luchtvracht wordt geboekt onder het IATA-nummer van Best Global en de merknaam Cargo Holland daarmee definitief uit de vaderlandse IATA-rangschikking zal verdwijnen in de editie van 2023.

Wat de IATA Top 100 is en ook weer niet is

Elk jaar stelt Nieuwsblad Transport aan de hand van vertrouwelijke jaaroverzichten van de IATA-CASS-cijfers (export) een top 100 samen van de Nederlandse luchtvrachtexpeditie. Dat biedt met het nodige voorbehoud een beeld van de marktontwikkelingen en krachtsverhoudingen in de expeditiemarkt op Schiphol: de exportcijfers beslaan zo’n 40% tot 50% van de markt.

Zo blijft de luchtvrachttrucking buiten beschouwing, en hetzelfde geldt voor de import en vracht aan boord van zogeheten non-IATA-carriers. Ook laten de IATA en de expediteurs zelf bij de registratie en boekingen via IATA-nummers soms steekjes vallen. Zo wordt lading van Blue Sky Cargo geboekt onder een oude merknaam, Disselkoen, en is Aramex bij de IATA nog steeds bekend als TwoWay, een bedrijf dat Aramex ruim twintig jaar geleden overnam op Schiphol.

IEX Logistics (plaats 24) stond vorig jaar in de bijna vijfhonderd namen tellende IATA-lijst vermeld als Air Cargo Alliance. Het is dan ook vaak verwarrend en een ware speurtocht om de verkochte kilo’s aan de juiste naam te koppelen. Verder ontbreekt in de jaarrekening van IATA-CASS soms volume doordat men onder een ander IATA-nummer is gaan boeken.

Nieuwsblad Transport probeert als samensteller van de lijst elk jaar met de nodige zorgvuldigheid alle cijfers te rangschikken en de fouten er zoveel mogelijk uit te filteren, maar kan niet garanderen dat er door de eerder geschetste omissies geen fouten zitten in de gepresenteerde IATA-lijst. In het verleden heeft deze krant de luchtvaartorganisatie daarop ge­attendeerd, maar omdat de cijfers een vertrouwelijk karakter hebben, is daar nooit op gereageerd. Als een expeditiebedrijf zich alsnog tekortgedaan voelt door de hier gepubliceerde lijst, dient het dan ook in eerste instantie aan te kloppen bij de leverancier van de data, IATA-CASS, die het betalingsverkeer verzorgt tussen airlines en expediteurs.

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement