Dit stellen de gemeenten Tilburg, Den Bosch, Eindhoven, Den Bosch en Helmond in een brief aan de staatssecretaris als reactie op het spoordebat. Ook de provincie Noord-Brabant ondertekende de brief.
De provincie verstuurde eind november al een brief waarin zij haar zorgen uitte over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Tijdens het spoordebat werden deze zorgen besproken, maar de ondertekenende partijen zijn niet tevreden met de reacties van de staatssecretaris op vragen van kamerleden en stellen dat hun zorgen nu verder zijn toegenomen.
Verbieden
De gemeentes vallen over de opmerking van staatssecretaris Vivianne Heijnen (CDA) waarin zij zegt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen veilig is, ongeacht het aantal treinen. Wanneer er meer treinen over het spoor rijden, neemt de kans op een ongeval echter wel degelijk toe, zo stelt men in de brief.
Met de komst van de nieuwe omgevingswet wordt in de toekomst niet langer het groepsrisico, de kans op een ramp met veel slachtoffers, berekend. Hierdoor zou er te weinig oog zijn voor wat er daadwerkelijk over het spoor rijdt in een gebied en zou de overheid niet meer ingrijpen als de kans op een ramp te groot wordt.
Er zouden bovendien meer gevaarlijke stoffen door Brabant worden vervoerd dan wettelijk gezien is toegestaan en hierop wordt niet ingegrepen, zo wordt benoemd in een position paper van de Vereniging van Nederlandse Gemeentes (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
De gemeenten benoemen dat het bouwen van woningen rond het spoor veel voordelen biedt en dat een veilige leefomgeving hiervoor een randvoorwaarde is. Om die reden benadrukken de briefschrijvers dat de overheid het vervoer van gevaarlijke stoffen in dichtbevolkte gebieden moet beperken.
De gemeentes betwisten bovendien de uitspraak van de staatssecretaris tijdens het spoordebat waarin zij stelt dit niet te kunnen doen omdat er internationale regelgeving is waaruit blijkt dat vervoerders zelf de modaliteit en route mogen kiezen die zij willen gebruiken. Het zou volgens de brief wel degelijk mogelijk zijn om ‘een route voor bepaalde gevaarlijke stoffen te verbieden’.
Vanuit de overheid zou daarom gekeken moeten worden naar het gebruik van andere modaliteiten, zoals buisleidingen. Ook moet de overheid ervoor zorgen dat de veiligste spoorroutes worden gebruikt. Wanneer wel blijkt dat er internationale regelgeving is waardoor de overheid dit niet kan doen, verzoeken de gemeentes de staatssecretaris om ‘wijziging van deze regelgeving op Europees niveau te agenderen’.
Uit de toelichting op de Nederlandse wetgeving over het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor blijkt dat in het geval een overschrijding van de regels er toetsing aan Europese regels van het vrij verkeer van goederen en diensten moet plaatsvinden. Hierbij moet het dwingend beperken van vervoer zoveel mogelijk vermeden worden.
Als laatste benadrukken de gemeentes nog dat zij niet beschikken over informatie over wat er in de toekomst aan gevaarlijke stoffen door hun gemeente vervoerd gaat worden. Hierdoor kunnen zij dit niet meenemen in de lange termijnplanning, door bijvoorbeeld veiligheidsmaatregelen te nemen bij het bouwen van woningen.
Duidelijke visie
Hans-Willem Vroon, directeur van belangenorganisatie voor het spoorgoederenvervoer RailGood, benadrukte eerder al dat goederenvervoerders ook niet graag over de Brabantroute door dichtbevolkt gebied rijden, maar dat er al veel capaciteitsbeperkingen zijn voor het spoorgoederenvervoer door bijvoorbeeld werkzaamheden.
‘Waar spoorvervoerders mogen rijden wordt bepaald door de rijmogelijkheden die spoorbeheerders aanbieden. Daarnaast is dit afhankelijk van of de spoorinfrastructuur interoperabel is met het rollend materieel dat wordt gebruikt’, zo geeft hij bovendien aan.
Vroon stelt bovendien dat buisleidingen alleen voor chemiecluster Chemelot een optie zijn omdat voor andere partijen de volumes te klein of te gefragmenteerd zijn. Hij benoemt daarnaast dat de kosten voor buisleidingen hoog zijn en dat er ook voor buisleidingen veiligheidsmaatregelen nodig zijn.
‘Overal zit het vol en er zijn allerlei factoren waardoor treinen soms anders moeten rijden dan je graag zou willen’, stelde ook veiligheidsexpert Henk Bril. ‘We moeten eens met zijn allen duidelijk krijgen waar we het vervoer van gevaarlijke stoffen wel accepteren en waar niet.
Als wij het belangrijk vinden dat een chemiecluster als Chemelot blijft bestaan, dan moeten we ook accepteren dat er treinen lopen van de chemieclusters naar de havens en vice versa’, liet Bril bovendien weten. Volgens hem moet de overheid nu met een duidelijke visie komen.
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af
Bent u al abonnee?