Dit laat zij weten in de beantwoording van kamervragen die zijn gesteld door kamerlid Fahid Minhas van de VVD naar aanleiding van een opiniestuk van de Volkskrant over dit onderwerp.

De provincie Brabant en vijf Brabantse gemeentes lieten via twee brieven bovendien weten zich ernstig zorgen te maken over de verwachte toename van het aantal goederentreinen met gevaarlijke stoffen in de provincie. De toename van het aantal treinen zou volgens hen zorgen voor hogere veiligheidsrisico’s.

‘Onafhankelijk van het aantal ketelwagons dat langskomt, geldt dat het transport veilig moet zijn. Daar mag geen twijfel over bestaan’, benadrukt Heijnen in de eerste plaats. Zij geeft bovendien aan dat er al veel veiligheidsmaatregelen zijn genomen.

Ze stelt dat het aantal wagons met gevaarlijke lading uiteraard effect heeft op het risico dat omwonenden lopen. Maar het is volgens haar zeker niet het enige dat meespeelt.

De mate van veiligheid is bijvoorbeeld ook sterk afhankelijk van de infrastructuur ter plaatse, de veiligheid van de wagons en de inrichting van het gebied langs het spoor, zo geeft ze aan.

Kans op overlijden

In haar reactie benoemt zij bovendien dat er met de nieuwe omgevingswet vaste aandachtsgebieden komen voor bijvoorbeeld explosies of gifwolken zodat gemeentes weten waar er aandacht aan veiligheid besteed moet worden.

Heijnen benadrukt dat afwegingen en maatregelen ten aanzien van veiligheid vervolgens echter een lokale verantwoordelijkheid zijn. ‘Het Rijk houdt niet bij welke gebouwen zich in de nabijheid van de spoorinfrastructuur bevinden of worden gepland.’

Wel geeft de staatssecretaris aan dat er geen woningen mogen staan op plaatsen waar de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk met een goederentrein groter is dan 1 op een miljoen per jaar.

Daarnaast mogen vervoerders zelf bepalen welke modaliteit zij willen gebruiken en via welke route zij goederen willen vervoeren zolang zij zich aan internationale veiligheidseisen houden.

‘Dat recht volgt uit internationale regelgeving’, zo benadrukt Heijnen nogmaals, na dit ook in het spoordebat van 15 december te hebben aangegeven.

In de vergunningen die een gemeente of een provincie afgeeft voor nieuwe chemische installaties of opslaglocaties voor gevaarlijke stoffen kunnen beperkingen ten opzichte van het transport van deze stoffen volgens de staatssecretaris niet worden opgenomen.

Er loopt volgens de staatssecretaris echter wel een ‘externe evaluatie’ waarin de werking van de huidige wetgeving besproken wordt en er gekeken wordt naar wat nog wel mogelijk is op het gebied van handhaving. Tijdens het spoordebat gaf zij al aan het huidige ‘basisnet’ onder andere niet flexibel genoeg te vinden.

Buisleidingen

Minhas vraagt ook naar de bestaande alternatieven voor goederenvervoer per spoor over de Brabantroute, maar die zijn er volgens de staatssecretaris niet altijd. Niet alle locaties hebben bijvoorbeeld een aansluiting met de Betuweroute en voor sommige bestemmingen ligt het gebruik van deze route ook ‘niet voor de hand’.

‘Vervoer van en naar die locaties zal altijd ook deels over het gemengde spoor gaan’, aldus de staatssecretaris. Wel zou de capaciteit van de Betuweroute beter benut kunnen worden na de voltooiing van de aanleg van het derde spoor in Duitsland. Ook vervoer over het water is niet altijd een oplossing aangezien de herkomst- en bestemmingslocatie via het water bereikbaar moet zijn.

Bovendien wordt meer dan 90% van de gevaarlijke stoffen in Nederland volgens Heijnen al via het water en buisleidingen vervoerd. Slechts 3% van de gevaarlijke stoffen gaat volgens haar via het spoor.

Het verder aanleggen van buisleidingen, zoals bijvoorbeeld het delta corridor project, zou ‘kunnen helpen’ en de staatssecretaris geeft aan dit ook te willen stimuleren. Wel is het nog maar de vraag welke ondernemingen op een nieuwe buisleidingenbundel kunnen worden aangesloten, zo geeft Heijnen aan.

U las zojuist één van de gratis premium artikelen

Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af

Start abonnement