De provincie Noord-Brabant en verschillende Brabantse burgemeesters spraken recent hun zorgen uit over de veiligheid op het spoor in de grote steden van hun provincie en stelden dat er al jaren meer gevaarlijke stoffen over de Brabantroute worden vervoerd dan wettelijk is toegestaan. Heijnen gaf als reactie op deze zorgen echter aan dat internationale regelgeving het onmogelijk maakte om als overheid in te grijpen en het vervoer over bepaalde trajecten te verbieden, ofwel een ‘routeringsbesluit’ te nemen.
De provincie Zuid-Holland presenteerde als reactie hierop een juridisch onderzoek waarin de conclusie werd getrokken dat dit wel degelijk mogelijk is. In sommige gevallen is dit volgens het onderzoek zelfs verplicht. Heijnen zegt echter dat zij weet dat het een juridische mogelijkheid is om het vervoer van gevaarlijke stoffen op bepaalde routes te verbieden en dit vervoer om te leiden. Het onderzoek bespreekt volgens haar echter niet de grote gevolgen van zo’n besluit.
Vaker over de weg
Volgens wetgeving moet er in zo’n geval altijd een alternatieve route aangeboden worden die veiliger is dan de route die wordt verboden. Heijnen benadrukt echter dat een routeringsbesluit niet alleen zal zorgen voor hogere kosten voor verladers en vervoerders, maar dat de alternatieve routes mogelijk langer zijn en door ander dichtbevolkt stedelijk gebied voeren. Een andere optie is dat gevaarlijke stoffen weer vaker over de weg worden vervoerd.
In een brief die ze daarnaast schrijft aan de Brabantse bestuurders benoemt Heijnen ook dat de ‘risicoplafonds’, ofwel de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die vervoerd mogen worden zonder dat het risico op een ongeluk te groot wordt, op de Brabantroute in 2015 te laag zijn ingeschat. Destijds werd verwacht dat er meer gevaarlijke stoffen over de Betuweroute zouden gaan. Dit heeft mede te maken met de werkzaamheden aan het derde spoor in Duitsland, waardoor er nu minder capaciteit op de Betuweroute is. Heijnen benoemt echter ook dat niet alle treinen een bestemming of herkomst op de Betuwelijn hebben en dat niet alle partijen, zoals bijvoorbeeld industriecluster Chemelot, op de Betuweroute zijn aangesloten.
Bouwplannen
Heijnen benadrukt te erkennen dat de huidige wetgeving niet goed genoeg werkt en zegt in 2025 met verbeterde wetgeving, ofwel een ‘robuust basisnet’ te komen. Volgens Heijnen moet er met ‘gezond verstand’ worden gekeken naar de mogelijkheden voor het verbeteren van de veiligheid. De staatssecretaris legt bovendien uit dat goederenvervoer per spoor veilig is, ongeacht hoeveel ketelwagens er over het spoor rijden. De focus moet niet daarop liggen, maar op de maatregelen die genomen kunnen worden om de kans op een ongeluk verder te verkleinen.
De burgemeesters lieten in hun brieven ook weten te weinig zicht te hebben over de gevaarlijke stoffen die in de toekomst over het spoor vervoerd worden. Op dit moment wordt er elke vijf jaar een inschatting gemaakt van de ontwikkeling van het vervoer van gevaarlijke stoffen in de daaropvolgende tien jaar. Heijnen stelt ook te vinden dat deze periode te kort is om goede besluiten te nemen over bijvoorbeeld bouwplannen en stelt in de toekomst een berekening over een langere periode te willen maken.
U las zojuist één van de gratis premium artikelen
Onbeperkt lezen? Sluit nu een abonnement af
Bent u al abonnee?